m. (...zofen; -je) [Gr. sophia, wijsheid]
I. Eig.
1. wijsgeer: op zijn -s; een van de koude grond [zoals vruchten die niet onder glas zijn gekweekt], van weinig betekenis.
2. Uitbr.
a. student in de filozofie.
b. persoon die de zaken wijsgerig beschouwt: het is veel
waard te zijn in het leven. II. Metn. gerecht, bestaande uit vlees en aardappelen, in afwisselende laagjes in een schotel gebakken.