(fe'ni:siә) o. [Gr. phoinikè, palmenland] Oudh. streek langs de oostkust van de Middellandse Zee.
Geschiedenis. Volgens een oude overlevering, kwamen de Feniciërs van de kust der Perzische Golf. Zij dreven handel met de landen om de Middellandse Zee, drongen tot in de Atlantische Oceaan en de Noordzee door, en maakten van Fenicië het middelpunt van de wereldhandel der Oudheid. Voor de Grieken waren zij de bemiddelaars van de oosterse beschaving en de uitvinders van glas, purperen stoffen en het letterschrift. Eigenlijke kunst moet men bij hen niet zoeken. Hun godsdienst had veel overeenkomst met de Babylonische, maar was wreedaardiger (Moloch).
Na lang van Egypte afhankelijk te zijn geweest, herwonnen zij ± 1200 v.K. hun vrijheid. Weldra ontwikkelde zich Sidon, later Tyrus (bekendste koning: Hiram). In de IXde eeuw stichtten zij Carthago (Dido), in de VIIde eeuw werden zij door de Assyriërs, later door de Perzen onderworpen en deelden sindsdien in de lotgevallen van Syrië.