Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

Engelse taal

betekenis & definitie

v. Indo-europese taal door 150 000 000 mensen gesproken in Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en de Engelse overzeese bezittingen, de eerste wereldtaal vooral op handelsgebied.

Enc. Het Engels ontstond uit het Angelsaksisch, dat sinds de verovering door de Normandiërs (1066), met vele Franse woorden werd verrijkt; zo dragen b. v. de dieren (os, zwijn, schaap, kalf) naast Angelsaksische (ox, swine, sheep, calf), als toebereid vlees ook Franse namen (beef, pork, mutton, veal).

< >