Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

Engels

betekenis & definitie

I. 1. bn. en bw. (als) van, eigen aan, in, uit, betreffende Engeland: -e zeden; flegma; -e kant. ➝ brief.

2. o. Engelse taal; kunnen; spreekt hij -? heeft hij geld?

II. (Friedrich) Duits socialist, ° 1820 te Barmen, † 1895 te Londen; met Marx opsteller van het kommunistisch manifest, en de wetenschappelijke grondlegger van het socialisme; schreef o. a. Die Entwicklung des Sozialismus von der Utopie zur Wissenschaft.

< >