Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

elektrisch

betekenis & definitie

(e'lektris)

I. bn.
1. door elektriciteit voortgebracht : een -e vonk, schok; het licht opdraaien; -e verwarming, energie, traktie.
2. met elektrisch licht: een -e zaklantaarn, knijplamp; de sok van een -e lamp.
3. met elektrische verwarming : een -e straalkachel.
4. door elektriciteit bewogen : een -e tram met motor- en aanhangwagen; een -e fiets.
5. elektriciteit voortbrengend : een -e centrale.
6. elektriciteit opwekkend : een -e machine, batterij.
7. vervuld van elektriciteit: de dampkring is, bij een onweer,
8. van elektriciteit: de ampère en de volt zijn -e eenheden; een -e geleiding geschiedt langs metalen draden.
9. de elektriciteit betreffend: -e studiën.
10. de elektriciteit kennend : ingenieur.
11. als door elektriciteit veroorzaakt : er ging een -e schok door het gezelschap.

II. bw. door, met elektriciteit: de verlichte zaal.

< >