(e:nt) v. (-en; -je)
I. Eig. inlandse zwemvogel met brede snavel en waggelende gang (Anas) : wilde, tamme -en; zo dom als een -; zwemmen als een -; een stukje -; de gebraden -en vliegen je daar in de mond, daar hoef je geen moeite te doen om tot een weelderig leven te geraken; een vreemde in de bijt, een vreemdeling in een besloten kring van vrienden of familieden.
II. Metf.
1. dom persoon : wat een -!
2. dom vals nieuws : een pers-.