('sna:vəl) m. (-s; -tje)
I. Eig, meestal spits toelopende bek van de vogels. Syn. → bek.
II. Metf. 1. Gemz. bek, mond : roer toch je zo niet.
2. Gemz. neus : een geweldige hebben.
3. puntig uitsteeksel nabij de top van een plantedeel.
Gepubliceerd op 18-02-2020
betekenis & definitie
('sna:vəl) m. (-s; -tje)
I. Eig, meestal spits toelopende bek van de vogels. Syn. → bek.
II. Metf. 1. Gemz. bek, mond : roer toch je zo niet.
2. Gemz. neus : een geweldige hebben.
3. puntig uitsteeksel nabij de top van een plantedeel.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: