Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

echo

betekenis & definitie

('ɛcho) (-’s; echootje) [Gr. écho]

I. Eig. geluidsweerkaatsing door muren, rotsen, boswanden of wolken : beroemd is de van Muiderberg (gemeente Muiden); geen geven, ook Fig. niet antwoorden.

II. Metn.

1 .plaats waar men een echo kan horen.
2. Echo in de Griekse mytologie, nimf die door de jager Narkissos verstoten, tot steen werd; alleen haar stem bleef zij behouden.

III. Metf. 1. uiting die een andere herhaalt: een van een geleerde.

2. hij die iemands woorden enz. herhaalt : iemands zijn.

< >