(dwerch) m. (-en; -je) [wsch. ~ (be)driegen]
1. Eig. fabelachtig wezen in de gedaante van een klein mens; de -en in de Germaanse mytologie.
II. Metf.
1. mens van buitengewoon kleine gestalte ; -en worden als merkwaardigheid op kermissen vertoond.
2. mens die machteloos staat tegenover iemand of iets. Tgst. reus.