bn. en bw. (droever, -st)
1. mistroostig, bedrukt: een droeve vrouw; te moede; zijn met iets.
Syn. ➝ bedroefd.
2. getuigend van leed: een droeve oogopslag.
3. leed veroorzakend: een droeve gebeurtenis; iets -s.
4. met leed doorgebracht: droeve jaren.
5. met leed gepaard: een droeve plicht.
6. een sombere stemming verwekkend: een droeve plaats.