Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 12-02-2020

moede

betekenis & definitie

('moedə) bn. en bw. (-r, meest -) [zich gemoeid hebbend]

1. uitgeput van krachten: moe(de) van de wandeling; moe(de) en mat; zo moe(de) als een hond; iemand moe(de) maken; moeide) getennist; moe(de) knippende met de ogen; het moe(de) gemarteld hoofd; het hoofd neerleggen, ook Fig. sterven na een leven vol zorgen. Syn. → afgemat.
2. niet meer kunnende uitstaan, oververzadigd, beu van : zingens moe(de); alles, ook zichzelf moe(de); het leven -; hij was het gezeur moe(de); ik ben die man moe(de); moe(de) zo thuis alleen te leven; men wordt zelfs moe(de) van beroemd te zijn.

< >