('douwəs 'dekkər) (Eduard), pseud. M u l t a t u l i [Lat. ik heb veel geleden] Nederlands letterkundige, ° 2 maart 1820 te Amsterdam, vertrok op negentienjarige leeftijd naar Java, was tot 1856 in landsbetrekking werkzaam o. a. als kontroleur op Sumatra’s Westkust en als assistent-resident te Lebak op Java; onmachtig iets te doen tegen de vele bestuursmisbruiken, knevelarijen en andere kwade praktijken, die hij in zijn Max Havelaar aanklaagde, nam hij ontslag uit de landsdienst en keerde terug naar Europa, waar hij rondzwierf en van zijn boeken en lezingen leefde o. a. te Brussel en te Amsterdam, ♰ 19 febr. 1887 in Duitsland.
Naast zijn Max Havelaar (1860) schreef hij o. a. nog Minnebrieven (1861), Ideeën (1874). Max Havelaar is het persoonlijkste en sterkste boek van onze negentiende-eeuwse literatuur. Dit boek is met haat geschreven, het zit vol fonkelende geest, speels vernuft, bijtende spot, scherts, sarkasme, maar bij dat alles is er evenwicht en harmonie. Stukken als de geschiedenis van Saidjah en Adinda en de redevoering tot de hoofden van Lebak, gelden dan ook met recht als klassiek. Multatuli heeft grote invloed uitgeoefend en de weg bereid voor het proza der jongeren.