('dompələn) (dompelde,gedompeld) [Frekw. dompen]
I. (heeft)
1. geheel onder doen gaan in een vloeistof : iets in het water -. Syn. dopen.
2. geheel daarin doen verzinken : in slaap, rust, gedachten gedompeld zijn.
3. storten : iemand in ellende -. -
II. (is)
1. zinken : in een moeras -.
2. aan het sukkelen zijn.