(di’o:gənes) Grieks wijsgeer, ° ± 412, ✝ 323 v. K. te Korinthe.
De ware wijsheid bestaat volgens hem daarin, dat men alle behoeften des levens geringschat en zich ontdoet van alle konventies. Dat stelde hij ook in de praktijk ; hij ging altijd blootsvoets, had slechts een mantel als kledingstuk en woonde in een ton. Enc. Men verhaalt van Diogenes veel anekdoten. Alexander vroeg hem eens te Korinthe of hij ook iets verlangde : „Ja, antwoordde hij, dat je uit mijn zon gaat”. Zekere dag zag hij een kind water drinken aan een fontein : „Dat kind, zei hij, leert mij dat ik nog overvloed heb” en hij verbrijzelde zijn waterkan. Op een andere dag was hij in de les bij Zenoon, die de beweging loochende ; hij stond op en begon te gaan.
Eens wandelde hij bij dag met een brandende lantaarn door Athene en gaf, op de vraag wat hij zocht, tot antwoord : „Ik zoek mensen”. Sokrates, zijn leermeester, zeide tot hem : „Ik zie uw ijdelheid door de gaten van uw mantel”.