('bruiәn) (bruide, gebruid) Veroud. Gew.
I. (heeft)
1. smijten: iemand van de trappen -.
2. schelen: wat bruit het mij!
3. plagen: iemand met iets -.
II. (is)
1. storten, vallen.
2. Gemz. zich wegpakken: brui naar de pomp!
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: