Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 29-06-2020

braaf

betekenis & definitie

(bra:f)

I. bn. en bw. (braver, -st)
1. Dicht, dapper en fier : een officier; de braven.
2. flink, kloek : een brave borst; gesproken; zo!
3. rechtschapen : van brave ouders geboren; oppassen. Syn. deugdzaam, vroom. Tgst. bedorven.
4. blijk gevend van rechtschapenheid : dat is -.
5. niets verkeerds doend : een mens; brave kruideniers. Syn. eerlijk, fatsoenlijk, rechtschapen.
6. zich goed gedragend ; een kind. Tgst. → ondeugend.
7. Iron. zich slecht gedragend : dat zoontje heeft zijn vader al heel wat verdriet aangedaan. → brave Hendrik.

II. bw. zeer, heel: iemand prijzen; wat.

< >