(borstelde, heeft geborsteld)
1. stijf overeind gaan staan: -d varkenshaar.
2. met de borstel gladstrijken: zijn haar -. ➝ mantel.
3. met de borstel reinigen: zijn jas, schoenen -.
4. met brede, forse streken schilderen: een breed geborsteld schilderij.