(bə'stendəch) bn. en bw. (-er, -st)
1. voortdurend, zonder tussenpozen : uw welzijn. Syn. →: aanhoudend.
2. op dezelfde wijze blijvende voortbestaan : een -e kleur. Syn. duurzaam, onveranderlijk, onverzettelijk, onwankelbaar, onwrikbaar, standvastig, vast. Tgst. veranderlijk.
3. gelijk blijvend : weer.
4. meestal uit dezelfde hoek waaiend : -e winden.
5. bedaard, zichzelf gelijk blijvend : een-e jongen.