(bə'roertə) v. (-n, -s)
1. [beroeren A II 2] meestal mv. oproer, onlusten, troebelen: de Nederlandse -n in de 16de eeuw. →: Raad van Beroerten. Syn. →: beroering.
2. [beroeren B] verlamming door bloeduitstorting in de hersenen : door een getroffen.