I. [belasten]
1. Eig. het belasten.
2. Metn.
a, Algm. datgene waarmede iets of iemand belast is.
b. Inz. gedwongen bijdrage ter voorziening in de behoeften van 't algemeen : persoonlijke -; direkte. indirekte -en; bedrijfs-, grond-, verbruiks-, vermogens-, rijks-, provincie-. gemeentebelasting ; een heffen; nieuwe -en stemmen. Syn. cijns, grondrente. schatting, tiend, tol.
II. het belast (2) zijn. Enc. Men onderscheidt direkte en indirekte belastingen. Direkte belastingen zijn of zuiver persoonlijke of vermogensbelastingen. Indirekte belastingen worden betaald door een persoon, die haar van een andere, als de eigenlijke belastingschuldige, terugontvangt. Zij worden geheven op de grondslag der voortbrenging, van het verworven vermogen en van de vertering, vooral bij aksijnzen en inkomende rechten. Rechten van zegel, registratie, hypoteek en successie worden eveneens onder de indirekte belastingen gerekend.