(bə'ko.rən) (bekoorde, heeft bekoord) [~ kiezen]
1. sterk aantrekken : dat bekoort mij niet. Syn. →: aanhalen.
2. in verzoeking brengen tot kwaad -: de duivel bekoort de mens.
3. door uiterlijke hoedanigheden invloed uitoefenen : zij wist ze allen te -. Syn. betoveren, (voor zich) innemen, (voor zich) winnen.