(bə'druipən) (bedroop, bedropen : heeft bedropen)
1. druppelsgewijs bevochtigen : het vlees dat aan het spit ronddraait, met gesmolten boter -.
2. bevochtigen : bedropen met onschuldig bloed.
3. zich [eigenlijk van vogels, die in hun eigen vet gebraden kunnen worden], in eigen onderhoud voorzien.