o.
1. Eig. het bedriegen : een Israëliet in wie geen is: plegen jegens iemand. Gez. met omgaan, bedrog plegen: vol zijn als een ei vol zuivel, een groot bedrieger zijn: vroom -, leugenachtige handeling om bestwil gepleegd. Syn. bedriegerij.
2. Metn. iets waardoor men bedriegt of bedrogen wordt : dromen is optisch -, gezichtsbedrog.
droom.