Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-06-2020

Babel

betekenis & definitie

('ba:bel) o. [Hebr. woning van Baäl]

1. Oudh. hoofdstad van Babylonië : de hangende tuinen van . → toren.
2. babel Metf. plaats van zedenbederf Parijs, ‘t van onze dagen.

Enc. De toren van Babel werd door Noë’s nakomelingen opgetrokken alvorens van elkaar te scheiden. In hun hoogmoed wilden zij een toren bouwen, „waarvan de spits tot de hemel zou reiken”. Tevens zal deze toren ook wel bedoeld geweest zijn als toevluchtsoord in tijden van gevaar. De spraakverwarring, die God hun als straf overzond, bespoedigde de noodzakelijke verbreiding der mensen, die sindsdien verschillende stammen en volken met eigen taal begonnen te vormen.

< >