babbelen
babbelen - regelmatig werkwoord uitspraak: bab-be-len 1. gezellig praten over onbelangrijke dingen ♢ we babbelden wat bij een kopje thee Regelmatig werkwoord: bab-be-len ik babbel jij/u...
Muiswerk Educatief (2017)
babbelen - regelmatig werkwoord uitspraak: bab-be-len 1. gezellig praten over onbelangrijke dingen ♢ we babbelden wat bij een kopje thee Regelmatig werkwoord: bab-be-len ik babbel jij/u...
Fa. A.J. Osinga (1952)
v., babbelje, keakelje, tsjottelje, toatsje, teutsje, teutelje, rantsje, reutelje, rattelje, tsjaffelje, taterje, kletse, klaphout forsjitte; uit — gaan, op ’e reutel gean; zij heeft veel te —, hja hat frijhwat in snak, frijhwat to snakken.
Van Dale Uitgevers (1950)
(babbelde, heeft gebabbeld), 1. veel praten over dingen van weinig belang, uit lust tot praten : dienstmeisjes die een uur aan de deur staan te babbelen; (schoolt.) met elkaar praten van leerlingen onder de les : kinderen die babbelen, storen het onderwijs; 2. praatjes verkopen, kwaadspreken: over het verdwijnen van die man wordt...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: