Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-06-2020

auto (voertuig)

betekenis & definitie

('outo) v. (-'s ; autootje) lafk. van] automobiel: de snort over de weg; keuken-, pantser-, vracht-, ziekenauto; een met een antenne en een radiotoestel; wilde -, die zonder kontrole van gemeente, provincie enz. toch rijdt.

Opm. Zie samenstellingen ook onder automobiel.

< >