(ata'visma) o. [Fr. < Lat. atavus, betoudovergrootvader]
1. Eig. overerving van lichamelijke of geestelijke eigenaardigheden van vroegere voorouders.
2. Metn. neiging van een organisme om tot een vroeger type terug te vallen.
Gepubliceerd op 24-06-2020
betekenis & definitie
(ata'visma) o. [Fr. < Lat. atavus, betoudovergrootvader]
1. Eig. overerving van lichamelijke of geestelijke eigenaardigheden van vroegere voorouders.
2. Metn. neiging van een organisme om tot een vroeger type terug te vallen.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: