Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-06-2020

arrest

betekenis & definitie

(ar’rest) o. (-en)

A. [arresteren I]
I. Eig. het arresteren inz. (2): op iemands goederen leggen.

II. Metn.

1. verzekerde bewaring: iemand in stellen; in voorlopig -; in nemen, houden; in zitten, huis van -.
2. Uitbr. gedwongen verblijf: huis-, kamerarrest.
B. [arresteren II 1] uitspraak van een hoger gerechtshof: een van de Hoge Raad.

< >