(ameri'ka:n) m. (...kanen) 1. Eig. bewoner, man afkomstig van Amerika inz. van de Verenigde Staten. 2.
Metn. Amerikaans effekt.Enc. Het karakter van de Amerikaan, vooral in de Verenigde Staten, bestaat uit een zonderlinge vereniging van edele gevoelens en onstuimige driften, van grillige opgewondenheid en koude berekening, uit een mengsel van de deugden en de ondeugden der Europese stammen, maar die. met reuzenkracht ontwikkeld en uitgebreid.