(ama'rillis) v. (-sen)
1. Eig. Westindische sierplant met purperrode, bijna tweelippige bloemen, waar de meeldraden ver uitsteken (Sprekelia formosissima). Syn. narcislelie.
2. Metf. Oudh. naam van een herderin bij dichters.
amaryllisachtig bn. en bw.