Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-06-2020

alkohol

betekenis & definitie

('alkohol) m. (-en) [Ar. al, het + kohl, antimoniumpoeder, vandaar : zeer vluchtige zelfstandigheid].

1. Eig. kleurloze, aangenaam riekende, brandend smakende en licht ontvlambare vloeistof, die het werkzaam bestanddeel van geestrijke dranken uitmaakt. Syn. wijngeest, spiritus.
2. Uitbr. geestrijke dranken.

Enc. Alkohol wordt door gisting uit zetmeel of suiker verkregen. Hij lost vetten, harsen, verfstoffen enz. op en wordt in de schei- en geneeskunde gebruikt. Bier bevat 4 %, wijn 10 %, portwijn 20 %, jenever 40 %, cognac 60 % alkohol. In kleine hoeveelheden werkt alkohol opwekkend op het zenuwstelsel, bij grote hoeveelheden bedwelmend en bij geregeld gebruik als een vergif.

< >