('alfret) koning van Engeland 871-901, zoon van Ethelwolf I; verdreef de Denen en herenigde de Angelsaksische koninkrijken; verdeelde het land in graafschappen, verbeterde de rechtspleging, stichtte de universiteit van Oxford en andere scholen, kerken en kloosters, en bevorderde de nationale letterkunde. Hij zelf vertaalde Beda’s Kerkelijke Geschiedenis in zijn moedertaal en werd aldus de „Vader van het Engels proza”.
Een van zijn dochters huwde met Boude wijn II, graaf van Vlaanderen.