('af) (zat af, afgezeten)
I. (heeft)
1. door zitten afslijten : stoelen -.
2. afdoen in de gevangenis : zijn straf -.
II. (is) Verh. van het paard afstijgen : de ridders waren afgezeten. Syn. ➝ afklimmen.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: