('af) (stiet en stootte af, afgestoten)
I. (heeft)
1. door stoten verwijderen : iets van zich -.
2. Natk. van zich verwijderen : gelijknamige polen stoten elkander af.
3. door ruw bejegenen afkerig maken : iemand van zich -. Syn. verstoten. Tgst. ➝ aanlokken.
4. door stoten scheiden : het hert kan zijn gewei -.
5. Leerl. met het stootmes reinigen : huiden -.
II. (is) geen vat hebben : de laster stiet op zijn eerlijk gemoed af.