Wat is de betekenis van afstoten?

2023-05-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2023)

afstoten

(1919) (Barg. zwarte handel) van de hand doen; verkopen. • En 't is toch ook een deel van hun taak de mensen te trekken, al behoeven ze niet, als op een kermis, hun waar aan te prijzen. Maar afstoten mogen ze in ie-der geval niet. (Bibliotheekleven. Jaargang 4. 1919) • (Henry Roskam: Boeven-jargon. 1948) • (Enno Endt: Een taal van...

Lees verder

Direct toegang tot alle 12 resultaten over afstoten?

Word nu vriend van Ensie
2023-05-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

afstoten

afstoten - Werkwoord 1. (ov) van de hand doen Het bedrijf wilde zijn productie afstoten. 2. (inerg) als eerste een bal stoten De spelers hadden getost om wie de biljart mocht afstoten. 3. (medisch) herkennen als niet lichaamseigen en dan met ee...

Lees verder
2023-05-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

afstoten

afstoten - regelmatig werkwoord uitspraak: af-sto-ten 1. ermee ophouden, het verkopen ♢ hij heeft dat bedrijf vorig jaar afgestoten 2. niet in het lichaam opnemen ♢ de nieuwe nier is helaas afge...

Lees verder
2023-05-29
Het Groot Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Afstoten

Afstoten -negatief reageren, het lichaam weigert een vreemd weefsel of ge­ transplanteerd orgaan.

2023-05-29
Woordenboek Van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

afstoten

Betekent eigenlijk van de hand doen, kwijt willen. Let op! Er worden steeds arbeidsplaatsen, bedrijven, filialen, taken enzovoort afgestoten. Nergens wordt uitdrukkelijk melding gemaakt van werknemers die door deze maatregelen hun baan kwijt zijn en moeten opstappen. ‘Het afstoten en uitbesteden van taken lost de problemen niet op en is ook geen vo...

Lees verder
2023-05-29
Politiek woordenboek

Marco Bunge (1985)

Afstoten

1. Van overheidstaken: de overheid rekent het zich niet langer tot taak bepaalde voorzieningen in stand te houden (zie ook privatisering) en stoot deze taken af. 2. Van arbeidsplaatsen: er gaat werkgelegenheid verloren doordat een onderneming bepaalde banen schrapt, arbeidsplaatsen afstoot.

Lees verder
2023-05-29
Germanismen in het Nederlands

Dr. S. Theissen (1978)

Afstoten

Eén betekenis van afstoten, nl. ‘(snel) verkopen, van de hand doen, aan de man brengen’, werd tot aan het begin van de jaren ’70 door sommigen (bijv. door Koenen) als een germanisme (D. ‘abstoßen’) beschouwd: 'Geheel afgestoten werd het belang in de volgende Nederlandse bedrijven...’ (Het Paroo...

Lees verder
2023-05-29
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Afstoten

(bosb.) heet het door natuurlijke oorzaken laten vallen van afgestorven takken (takreinigingsproces).

2023-05-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Afstoten

v., ôfstjitte.

2023-05-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afstoten

(stiet af, stootte af, heeft en is afgestoten), 1.iets met een stoot verwijderen van datgene waarbij het zich bevindt: de biljartspeler stoot de bal van de band af ; — iets van zich afstoten, het met een stoot van zich afduwen; (fig.) er niets van willen weten, met verontwaardiging verwerpen of weigeren: de in vriendschap toe...

Lees verder
2023-05-29
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

afstoten

(z.h.) verkopen.

2023-05-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

afstoten

('af) (stiet en stootte af, afgestoten) I. (heeft) 1. door stoten verwijderen : iets van zich -. 2. Natk. van zich verwijderen : gelijknamige polen stoten elkander af. 3. door ruw bejegenen afkerig maken : iemand van zich -. Syn. verstoten. Tgst. ➝ aanlokken. 4. door stoten scheiden : het hert kan zijn gewei -. 5. Leerl. met het stootmes reini...

Lees verder