('af) (kocht af, heeft afgekocht)
1. vrijkopen : zich van de krijgsdienst -.
2. door kopen verkrijgen : iemand een koe -. Tgst. verkopen.
3. zich er van ontslaan door het voldoen van een prijs enz. : grondrenten -.
4. overhalen om van iets af te zien : zich (door geld) laten -.
afkoper m. (-s). afkoping v. (-en).