(droop, dropen af; is afgedropen)
1. in druppels neervallen : het zweet droop hem van ’t aangezicht af.
2. zich druipstaartend verwijderen : de hond droop af.
3. zich ongemerkt verwijderen : van schaamte droop hij af. Syn. ➝ achteruitgaan.
afdruiping v. (-en).