(aber'ra:si) v. ( -s) [Fr. < Lat. aberrare, afwijken]
I. Eig. afwijking nl.
1. Sterrenk. afwijking van het licht van een ster door de straalbrekende dampkring.
2. Natk.
a. chromatische-, verschijnsel waardoor de beelden door een enkelvoudige lens gevormd, steeds aan de randen gekleurd zijn.
b. sferische-. bolvormige afwijking van het juiste beeld, bij lenzen.
II. Metf. geestesafdwaling: wat een van het gezond verstand.