(a:n'e:n) (sloot, sloten aaneen; heeft aaneengesloten)
1. met hangsloten aan elkaar boeien : gevangenen -.
2. innig aan elkander verbinden : door vriendschap aaneengesloten.
3. aan elkaar passen : de bladen der uittrektafel sluiten niet aaneen.
aaneensluiting v. (-en).