Wat is de betekenis van aaneensluiten?

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aaneensluiten

aaneensluiten - Werkwoord 1. absoluut dicht tegen elkaar aankomen 2. (ov) dicht met elkaar verbinden 3. (refl) zich ~: zich verenigen Woordherkomst samenstelling van aaneen en sluiten

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aaneensluiten

sloot -, h. -gesloten (1 aan elkaar boeien, met e. hangslot verbinden; 2 innig aan elkaar verbinden; 3 goed in of aan elkaar passen): 1 gevangenen -; 2 - door vriendschap; z. -; 3 de ramen moeten goed -.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aaneensluiten

(a:n'e:n) (sloot, sloten aaneen; heeft aaneengesloten) 1. met hangsloten aan elkaar boeien : gevangenen -. 2. innig aan elkander verbinden : door vriendschap aaneengesloten. 3. aan elkaar passen : de bladen der uittrektafel sluiten niet aaneen. aaneensluiting v. (-en).

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

aaneensluiten

aaneensluiten (sloot aaneen, heeft aaneengesloten), 1. met elkaar verbinden (door boeien, meteen hangslot enz.); 2. zich —, zich aan elkaar verbinden, een verbond sluiten, gezamenlijk optreden: de arbeiders hebben zich aaneengesloten tot vakverenigingen.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

aaneensluiten

Aaneensluiten - (sloot aaneen, heeft aaneengesloten) aan elkander verbinden (door boeien met een hangslot), (fig.) (door liefde, vriendschap); zonder tusschenruimte aan elkander sluiten: de deuren sluiten niet goed aaneen.

2024-04-29
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)