('a:l) v. (-sen; -je) [msch. Lat. ala, alant, wegens overeenkomst in smaak]
I. Eig. een der rode, witte of zwarte, aan een rist vastzittende, sappige bessen van een struik met handlobbige bladeren : de -sen worden vers gegeten ot voor bereiding van gelei gebruikt; frisse, zure -sen;
-ten afristen.
II. Metn. die struik
1. rode-, met rode of witte aalbessen Ribes rubrum) : de -sen bloeien al; de witte is een variëteit van de rode.
2. zwarte-, met zwarte bessen (Ribes nigrum).