Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-06-2020

a, A

betekenis & definitie

v. (-’s, a’tje)

I. Eig. eerste letter van het abc : een kleine a; geen a voor een b kennen, het abc niet kennen of zeer dom zijn. II. Metn. gezamenlijke woorden van een adres-, woordenboek enz. met a beginnend : hij heeft de A al af. III. Metf. 1. begin : van a tot z, van het begin tot het einde; wie a zegt, moet ook b zeggen, men moet voortgaan, (zo)als men begonnen is. 2. (1ste noot in de M. E.] Muz. zesde noot der toonladder van c, la. 3. Wisk. eerste der bekende grootheden. Tgst. x.

Uitspraak. 1. In gesloten lettergrepen wordt de a kort en enigszins dof uitgesproken : bad, wassen; ook in lachen en dergelijke woorden. 2. In open lettergrepen spreekt men de a lang uit zoals aa in gesloten lettergrepen : dragen, drama’s.

a I vvgs. T[r.] zonder, niet : a komt voor in ateïst.

a II vz. [Lat.] 1. van ... af : o dato. 2. door : a komt voor in Adeodatus.

a III afkorting van : are.

a. afkorting van : 1. Aardrk. aan : Heist a. Zee. 2. A :. accepi.

à 6 f(r.). = 30 f(r.).

A I v. (-’s) [Got. ahwa ~ Lat. aqua, water] naam van verschillende rivieren, ook in onze streken o. a. in de prov. Antwerpen, in Noordbrabant en in Frans-Vlaanderen.

A II afkorting van : ampère.

A.afkorting van : 1. anno. 2. argent. Tgst. P. 3. (op horloges) avancer.