Jos Beke

"Groenewoudseweg -Van kerk tot brug en terzijde"

Gepubliceerd op 31-05-2017

De Dominicuskerk

betekenis & definitie

In de gemeentelijke monumentenlijst van 2009 is de Dominicuskerk op de hoek van de prof. Molkenboerstraat en de Groenewoudseweg niet opgenomen. De kerk komt daar wel voor in aanmerking. Het bijzondere van de kerk is de bouwstijl, de Bossche School.

Er zijn ook woningen in deze stijl in Nijmegen gebouwd, o.a. in Brakkenstein op de Kanunnik van Os straat. De Dominicuskerk is echter een van de laatste die volgens de uitgangspunten van de Bossche School is gebouwd: sober, veel licht, in steen en beton en hout. Architect Thomas Nix had daarom zo zijn bedenkingen toen in 1988 de Dominicanen besloten een geschenk aan te nemen van 10 gebrandschilderde ramen, te maken door Eugène Laudy. Sober en licht hoort bij de gedwongen zuinige bouw van de na-oorlogse wederopbouw. De Dominicuskerk is daar een fraai voorbeeld van. Ik las dat voor de totale bouwkosten ƒ 364.000 beschikbaar was, toen ook al niet te veel. Voor een groot gedeelte werd de bouw bekostigd door het Rijk en de Gemeente. De Dominicuskerk is een voortzetting van de gelijknamige kerk in de Broerstraat. Die was door oorlogshandeling zwaar beschadigd. De wet schreef voor dat de Domicanen als eigenaren de kerk moesten herbouwen. Van die verplichting wilden ze af. Er waren 4 kerken in het centrum die hersteld zouden moeten worden. Dat vonden ze teveel voor een ontvolkt centrum. Liever bouwden ze een nieuwe kerk, in een nieuwe wijk die sterk zou uitbreiden: Galgenveld en Groenewoud. Minister Cals ging akkoord met dit plan, de gemeente stemde toe in een grondruil (met gesloten beurs). In 1951 kon de kerstviering gehouden worden in de nieuwe kerk..
In 1952 werd de Dominicus ingewijd door de bisschop. Het parochiecentrum De Witsenburg werd in 1960 opgeleverd Pastoor Bakkers, de eerste pastoor, trof een sociaal sterk verdeelde parochie aan: laag- en ongeschoolde arbeiders, vaak werkeloos, én hoogopgeleiden, de upper middle class. Dat leidde tot spanning mede omdat er geen verbindende Maquette Dominicuskerk met ‘De Witsenburg” (rechts onder)(het blok links vooraan is nooit gebouwd)tussenklasse was. Het was nog de tijd van de standen-maatschappij. Die spanning werd zichtbaar tijdens de diensten in de kerk. In de jaren ’50 bestond nog het ‘pachtsysteem van plaatsen’ in de kerk. Vooraan betaalde je meer dan midden in de kerk. Achter in de kerk zat je voor niks. Daar zaten de bewoners van de noodwoningen. In 1962 is de bankenpacht afgeschaft: iedereen een kwartje.
Kapelaan en latere pastoor Harry Salemans heeft zich geweldig ingespannen voor de bewoners van de Gouverneursbuurt; daar lag zijn hart. Hij kon niet voorkomen dat een klein deel van zijn parochianen de Dominicus meden en uitweken naar kerken in de buurparochies (Groebeekseweg en Landstichting).
Datzelfde uitwijkgedrag gold ook voor de parochiële jongens- en meisjesschool aan de Huybersstraat waar ook de kinderen van de noodwoningen school gingen. De parochie-geestelijkheid zag het liefst dat de kinderen de scholen in de eigen parochie bezochten. Maar er waren ouders die kozen voor de Montessorischool, net buiten de parochiegrens. De kleinzoon van de eerste bewoner van de Groenewoudseweg vertelde me dat de drie jongens uit het gezin op 3 verschillende scholen zijn geweest. Toen de Groenewoudseweg en de Verlengde Groenestraat nog tot de Antoniusparochie (Groenestraat) behoorde ging de oudste zoon in 1949 naar de Antoniusschool (het latere Doornroosje); de middelste zoon naar de Josephschool aan de Koolemans Beijnenstraat omdat er een nieuwe parochiegrens was getrokken (1952); de jongste naar Stella Matutina, de nieuwe jongensschool aan de Prof. Hyubersstraat (1955).
De Dominicanen stimuleerden het verenigingsleven in de hun toegewezen parochie. Er waren vele verenigingen, de bekendste waren de koren en de scoutingclubs (kabouters, welpen, gidsen, verkenners). Het ideaal was een lokale gemeenschap van gelovigen geconcentreerd rondom de kerk, waar arm en rijk vreedzaam samenleefden en samen naar de kerk gingen, zich verbonden voelend in één religieuze en sociale identiteit. Dit zijn de vijftiger jaren met de hoogcultus van het Rijke Roomsche Leven. Het was een nabloei zoals we nu weten.
In de jaren ’60 verbleekte dat ideaal. De armenzorg door de parochie werd overgenomen door Rijk en Gemeente met de komst van de nieuwe bijstandswet. De toenemende ontkerkelijking maakte het onmogelijk de school nog in te zetten voor gezamenlijke voorbereiding op Eerste Communie en Vormsel. Parochianen kozen - de noodwoningen waren inmiddels afgebroken - opnieuw voor andere kerken. De scheiding der geesten werd nu bepaald door ‘progressief’ en ‘conservatief’. Dominicus was in de ogen van een minderheid van de parochianen té progressief; te veel maatschappelijke en politieke thema’s werden verbonden met de katholieke religie. Bijvoorbeeld zoals werd gesteld in een preek n.a.v. een toestroom van vluchtelingen:streng en rechtvaardig, néé, rechtvaardig en barmhartig.
De voortgaande ontkerkelijking en het tekort aan een priesterlijk kader noopte de orde der Dominicanen het pastoraat op te geven (2000). Het kerkgebouw kon in gebruik blijven dankzij de inzet van parochiële vrijwilligers en drie pastores o.l.v. van pater Vernooy (Redemtorist).
De parochie is opgegaan in een groter verband, gefuseerd met vele andere in de Stefanusparochie, maar blijft bestaan als levendige locatie (Effata).
Joos van Vugt, Dominicus op het Galgenveld, Jaarboek Numaga, jg, 44 ,2007, p.105-128
Wim Pelser, Tussen pauw en feniks. De geschiedenis van de Dominicusparochie te Nijmegen, 2009.

< >