ook wel Jozef van Tiberias genoemd, leefde in de eerste helft van de vierde eeuw n. C.
Hij was een vertrouweling van de joodse patriarch van Palestina, maar werd door christelijke missionarissen overgehaald tot het christelijk geloof. Hij werd geëxcommuniceerd en verkreeg daarop van keizer Constantijn de titel comes, een voor speciale missies aangestelde vertrouweling van de keizer. Jozef werd teruggestuurd naar Galilea om daar het christendom onder de joden te verbreiden, maar zonder veel succes. Wel liet hij er kerken bouwen.