lett. ‘volkeren,’ maar meestal gebruikt in de zin van ‘heidenen’. De status van niet-joden is in het jodendom al sinds bijbelse tijden een omstreden zaak geweest (vgl. bijv. de boeken Ezra-Nehemia met Ruth).
In het hellenistische jodendom zijn sommige bronnen van mening dat heidenen zich Gods genade verwerven als ze zich van ernstige zonden onthouden (Noachidische geboden) terwijl andere bronnen verkondigen dat God uiteindelijk alle heidenen zal vernietigen. Velen nemen posities in die daar tussen in liggen. Ondanks grote reserves wat betreft de omgang van joden met heidenen waren ook rabbijnen van mening dat een rechtvaardige gq’ deel kreeg aan de toekomende wereld. Het vroege christendom propageerde de gedachte dat heidenen door in Jezus Christus te geloven toegang tot het verbond met God kregen zonder eerst joods te hoeven worden.