Een misotheïst, of godshater, richt zijn haat (Grieks: misos) op God (Grieks: theos). De misotheïst beschouwt God als niet rechtschapen, niet vergevingsgezind en incompetent vanwege bestaande onrechtvaardigheid, onverdiend lijden en natuurrampen. Misotheïsme richt zich op één persoon, namelijk God, in tegenstelling tot bijvoorbeeld misogynie, wat vrouwenhaat is.
Godshaters bestaan in drie varianten:
(I) Agonistische godshaters vormen de grootste en interessantste groep. Hun agonisme is innerlijk, eenzaam, verbitterd en vol wrok. Zij bidden, en hun haat-liefde relatie met God is bedekt. Agonistische godshaters drukken hun strijd met God uit in existentiële twijfels, teleurstellingen en opstandige gevoelens jegens God. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in het Bijbelboek Job, en in werken van Twain, Brontë, Wiesel, De Sade en Dostojevski.
(II) Politieke godshaters beschuldigen God van het duivelse gedrag van mensen. God krijgt de schuld van de zonden en de corrumperende werking van het geloof, wat resulteert in genociden, racisme, seksisme en meer. Politieke misotheïsten zijn diep teleurgesteld in God, schuren tegen antitheïsme aan en zijn licht anarchistisch, zoals Nietzsche. Godshaters zijn geen duivelaanbidders of satanisten. Het verschil tussen godshaters en atheïsten is belangrijk: atheïsten raden de misotheïst aan zijn of haar energie en woede op aardse zaken te richten, omdat God toch niet bestaat.
(III) Absolute godshaters zijn diep gelovigen die God blasfemisch beschuldigen van criminele verwaarlozing. Zij twijfelen niet aan het bestaan van God en zijn niet bang later alsnog door God gestraft te worden. Godslasterend zoeken zij niet de dialoog. Acute godshaat vertoont overlap met theodicee, zoals na een natuurramp.
De combinatie van deze drie typen of alles tezamen: godshaters bestaan zolang religies en godsdiensten bestaan.