Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

Wolzogen

betekenis & definitie

WOLZOGEN, (LUDOVICUS) een vermaard Geleerde der naastvoorgaande Eeuwe, afkomstig uit een buitenlandsch aanzienlijk Geslagt, 't welk, om de vervolgingen, ter zaake van den Godsdienst, te ontwijken, in deeze Landen, en wel met naame te Amersfoort, eene schuilplaats hadt gezogt. In die Stad wierdt onze WOLZOGEN gebooren; doch in welk jaar, vinden wij niet aangeteekend.

Gewisselijk zal dit verscheiden jaaren vóór het midden der Zeventiende Eeuwe zijn voorgevallen, vermids hij, in den Jaare 1664, voor de tweedemaale van standplaats verwisselde. Door zijnen Vader tot den predikdienst zijnde opgeleid, oeffende hij zich naarstiglijk in de Godgeleerdheid en daar mede vermaagschapte weetenschappen. Naadat bij tot Propenent was bevorderd, deedt WOLZOGEN, naar de gewoonte dier tijden, eene reize door verscheiden Gewesten van Europa, om ook de uitlandsche Hoogeschoolen te bezoeken, de beroemdste Geleerde Mannen van zijnen leeftijd in persoon te leeren kennen, en met hunne lessen zijn voordeel te doen. Dus bezogt hij Frankrijk, Italië, Duitschland en Zwitzerland. In het laatstgemelde Gewest, aan het vermaarde Hoogeschool te Geneve, vertoefde hij langer, dan op eenig andere plaats, door hem bezogt.Naa zijne buitenlandsche reize volbragt te hebben, en in het Vaderland te rug gekeerd te zijn, wierdt WOLZOGEN beroepen tot Leeraar in de Walsche Gemeente te Groningen. Hoe lang hij aldaar den gewijden dienst hebbe waargenomen vinden wij niet vermeld. Van Groningen wierdt hij, in de zelfde hoedanigheid, verplaatst na Middelburg, in Zeeland. In deeze Stad vertoefde WOLZOGEN, tot in den jaare 1664, wanneer hem de gelegenheid wierdt aangebooden, om nog van eenen anderen leerstoel, dan van den gewijde Kansel, zijne verkreegene kundigheden zijnen natuurgenooten mede te deelen. De Opzieners der Walsche Gemeente te Utrecht verkoozen hem niet slegts tot hunnen Leeraar, maar de Verzorgers van het Hoogeschool, in die zelfde Stad, benoemden hem, daarenboven, tot Buitengewoon’ Hoogleeraar in de Kerkelijke Geschiedenissen. Zes jaaren, of daar omtrent, bekleedde WOLZOGEN deezen dubbelen post. Intusschen was de roem zijner welspreekendheid en kunde overgewaaid na Amsterdam, en wierden Burgemeesteren dier Stad, als Verzorgers van het Doorluchtig School, in den Jaare 1670, te raade, WOLZOGEN te verzoeken, om als gewoon Hoogleeraar, even als te Utrecht, de Kerkeliike Geschiedenissen te onderwijzen. Tevens beklom hij hier, even als in de drie voorgaande standplaatzen, den predikstoel in de Walsche Gemeente. Twintig jaaren bekleedde WOLZOGEN, met veel lof, deezen dubbelen post, te Amsterdam. Hij overleedt op den dertiende November des Jaars 1690, en wierdt te Utrecht begraaven.

Hij heeft verscheiden Geleerde Werken geschreeven. Zijn Orator Sacer behelst verscheiden oude onderrigtinge, raakende de welspreekendheid op den predikstoel. Voor ’t overige was hij een ijverig voostander der Wijsbegeerte van DESKARTES, en geraakte hij daar over in een hevigen pennestiijd, met den vermaarden Franschen Hoogleeraar JOHANNES VAN DER WAAIJEN. Onder de hitte van het geschilvoeren, liet hij zich eenige stellingen ontvallen, welke van zommige heethoofdige Godgeleerden wierden opgevat, als riekten dezelve naar de Sociniaansche Ketterij. Zelf wierden hem daar over onaangenaamheden aangedaan.

Tot de kennis der Godgeleerdheid en de Kerkelijke Geschiedenissen moet WOLZOGEN zijne oeffeningen niet bepaald hebben, maar zijne kunde zich daarenboven hebben uitgestrekt tot zaaken, welke met het werk zijner roepinge niet in onmiddelijk verband stonden. Ook moeten zijne vorderingen in de algemeene waereldwijsheid verre boven het gewoone peil verheven geweest zjn. Wij meenen ’t een en ander te mogen afleiden uit het verhaal van den Utrechtschen Hoogleeraar BURMAN, verzekerende, hoe hem, van goeder hand, was gebleeken, dat Burgemeesteren van Amsterdam, meermaalen, bij WOLZOGEN hadden aangedrongen, om zijne posten van Hoogleeraar aan het Doorluchtig School en van Leeraar der Walsche Gemeente neder te leggen; met belofte van het gewigtig ampt, van Pensionaris hunner Stad, aan hem te willen opdraagen; doch dat hij telkens deeze vereerende aanbieding op eene heusche wijze hadt van de hand geweezen. De aantijging van Socinianerij, WOLZOGEN aangewreeven, moet, derhalven, op de Amsterdamsche Burgemeesteren, ten zijnen opzigte, geen nadeeligen indruk gemaakt hebben.

Zie CASPARI BURMANNI Trajectum Eruditum.

< >