Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

Witte (Korneliszoon Witte de)

betekenis & definitie

WITTE, (WITTE KORNELISZ. DE) Ridder en Vice-Admiraal van Holland, klom tot die hoogte van luister en gezag met zeer geringe beginzelen.

Zijne Ouders, lieden van niet veel aanziens en vermogens, behoorden tot de Gezinte der Christenen, welke men Mennoniten of Doopsgezinden noemt. Zij woonden in den Briele, en verwekten aldaar deezen Zoon, in den Jaare 1599. De Scheepvaart bloeide, ten dien tijde, in de gemelde stad. De meeste kinderen, uit den geringen burgerstand, namen deel daar aan. Het voorbeeld zijner Stadgenooten deedt onzen DE WITTE, al vroeg, dien leevensaart omhelzen. Eerst voer hij als gemeen matroos, vervolgens als soldaat, daar naa als stuurman, en wierdt eindelijk tot Schipper of Kapitein bevorderd.

In die onderscheidene posten bezogt hij alle bekende waereldoorden, zo in het Oosten als in het Westen; in de Middellandsche en in de Baltische Zee. Groot was het aantal vijandlijke schepen, welke hij, van tijd tot tijd, veroverde en in de Vaderlandsche havent opbragt, verbrandde of in den grond boorde.Mannen van zo beproefde dapperheid, ondervindinge en bedrevenheid, hadt het Vaderland hoognoodig, vooral in eenen tijd, in welken het nog den Spaanschen oorlog om handen hadt, en, daarenboven, gemengd was in de belangen van de magtigste geschilvoerende Mogendheden van Europa. Naa alvoorens, in de hoedanigheid van Bevelhebber over een enkel schip, den Staat zijnen dienst betoond te hebben, wierdt hem, eindelijk, als Vice-Admiraal, het bevel over magtige Vlooten opgedraagen. Al in den Jaare 1639 was hij tot die waardigheid verheven. Als zodanig bevondt hij zich, in dat Jaar, in de Vloot, daar de Luitenant-Admiraal MARTEN HARPERTSZOON TROMP het bevel over voerde, en met welke hij de Spaansche Vloot, onder den Admiraal Don ANTONIO D’OQUENDO, in Duins aantastte, en eene gedugte nederlaage toebragt. DE WITTE, last hebbende ontvangen, om op de Engelsche Vloot te passen, en haar te beletten, gelijk zij daar toe de mine maakte, dat zij de Spaansche Vloot niet beschermde, kweet zich zo wel van dien post, dat hij, en voor zijne trouwe, in dit opzigt gebleeken, en voor zijne dapperheid, geduurende de geheele ontmoeting betoond, nevens den Admiraal TROMP, van ’s Lands wegen, met treffelijke geschenken beloond wierdt.

In den jaare 1645, ter gelegenheid als tusschen Zweeden en Deenemarke onlusten gereezen waren, bemoeiden zich de Algemeene Staaten met dien twist, in zo verre, dat dezelve, ter bemiddelinge der geschillen, niet slegts een Gezantschap na het Noorden, maar ook, ten behoeve van het eerstgemelde Koninkrijk, eene talrijke Vloot in zee zonden. WITTE KORNELISZOON DE WITTE kreeg het bevel over de Vloot, en stak in de maand Julij daar mede in zee. Hij hadt eene talrijke Vloot Koopvaardijschepen onder de vlag. Op den negentienden der gemelde maand zeilde hij door de Zond, onder het betoonen van behoorlijken eerbied aan de vlag van zijne Deensche Majesteit, alzo hij last hadt, zich van het pleegen van vijandlijkheden te onthouden. Zo veel schrik, intusschen, veroorzaakte deeze Vloot ten Deenschen Hove, dat zijne Majesteit niet slegts met den Zweedschen Koning den Vrede sloot, maar ook, met de Algemeene Staaten, een Verdrag aanging, raakende de Zondsche tollen, over welke, tusschen de beide Mogendheden, eenig geschil ontstaan was.

In den Jaare 1649, of iets vroeger, vertrok DE WITTE met eene Vloot na Brazil. Naa eene wijl vertoevens aldaar, ziende, immers van oordeel zijnde, dat zijne tegenwoordigheid geen nut konde aanbrengen, wierdt hij te raade, zonder daar toe bekoomen verlof van den Raad der Regeeringe in Brazil, de wederreize na het Vaderland aan te neemen Terstond naa zijne aankomst hier te Lande begaf hij zich na 's Graavenhage, en voorts daarop bij den Stadhouder Prins Willem den II, als Admiraal Generaal, om aan denzelven verslag te doen van zijne verrigtingen. Onaangenaam was de ontmoeting, die den Vice-Admiraal, kort naa dit bezoek, bejegende. De Prins, met eenige leden der Algemeene Staaten de zaak overlegd hebbende, deedt hem, in zijne herberg in 's Graavenhage, in verzekering neemen, en vervolgens na de Gevangenpoort overbrengen. Op last van hunne Hoog Mogenden wierden, door de Admiraliteit te Amsterdam, eenige der Kapiteinen van DE WITTE’s Eskader in hegtenis genomen, en vervolgens over hen en over den Vice-Admiraal, door de Algemeene Staaten, uit alle de Admiraliteits Kollegien, Regters aangesteld.

Van geen kleinen naasleep was dit bedrijf van den Stadhouder, gesterkt door de Algemeene Staaten, die veelal van zijne hand vloogen. ’t Lust ons, daar van een kort verslag te doen, dewijl het ons gelegenheid zal geeven tot het vermelden van een merkwaardig besluit, raakende het regt van grondgebied, door de Staaten van Holland uitgebragt.

Hunne Edele Groot Mogende, naamelijk, het vatten en te regt stellen van den Vice-Admiraal WITTE KORNELISZ. DE WITTE, en van diens Kapiteinen, als eene blijkbaare krenking van hun grondgebied, en als eene krenking van hunne Opperste magt in de Provincie van Holland, aanmerkende, spraken ’er den Prins over; doch kreegen geen, immers niet een voldoend bescheid. De Wethouderschap van Amsterdam

ging nog verder. De Raaden ter Admiraliteit in haare Stad hebbende doen vermaanen, dat zij de gevangenen hadden te ontslaan, doch, op die aanzegging, een weigerend antwoord hebbende bekoomen, gaf zij bevel om de Gevangenis met geweld open te breeken, en stelde alzo de Kapiteinen op vrije voeten. Zulk een, zo als zij dien aanzagen, stoute stap veroorzaakte geen gering ongenoegen bij de Algemeene Staaten. Bij een schriftlijk vertoog vervoegden zij zich ter Vergaderinge van hunne Edele Groot Mogenden, waar in zij vertoonden, in het vatten van den Vice-Admiraal DE WITTE en der Kapiteinen, op Hollandsch grondgebied, niets gedaan te hebben, dan ’t geen zij, geduurende het jongst verloopen tijdperk van vijftig jaaren, altijd gewoon geweest waren te doen, in soortgelijke gelegenheden. Thans namen de Staaten van Holland een Besluit, ’t welk, indien het vroeger genomen of gevolgd geweest ware, veel onregelmaatigs en onregtvaardigs zou voorkoomen, en, onder andere, den grijzen JOHAN VAN OLDENBARNEVELD voor een gantsch wederregtelijk vonnis zou behoed hebben. Op het Vertoog der Algemeene Staaten antwoordden die van Holland, op den zevenentwintigsten Maij des Jaars 1650, "Dat hun Hoog Mogenden, als geen regtsgebied hebbende binnen de bijzondere Provincien, niemand aldaar mogten aantasten, zonder verlof der Staaten van elk Gewest, of van den Regter, welke hunnen persoon verbeeldde.

Dat de ingezeetenen der Gewesten, uit kragt der Privilegien, ook niet mogten te regt gesteld worden, dan voor hunnen natuurlijken en bevoegden Regter. Dat de Algemeene Staaten geen regtsgebied hadden dan over lieden van Oorloge, en zulks alleen bij voorkoominge, en over zaaken, derzelven beroep aangaande. Dat Brazil reeds geheel gewonnen was door de Portugeezen, en dat, diensvolgens, de Algemeene Staaten geen regtsgebied hadden op de plaats, alwaar de onderstelde misdaad door DE WITTE en de zijnen zou gepleegd zijn. Dat de Staaten zelve van de bijzondere Gewesten hunnen onderzaaten geene bijzonderlijk aangestelde Regters mogten geeven, maar dezelve voor den gewoonlijken Regter moesten te regt stellen. Dat, indien toen, somtijds, van wegen de Algemeene Staaten, zulks gedaan hadde, het dan geschied ware met toestemming der Staaten van het Gewest, of van derzelven Afgevaardigden ter Algemeene Vergaderinge. Dat, in het tegenwoordige en alle andere gevallen, de bewilliging der Afgevaardigden geschied ware, om dat zij daar toe door hunne lastgeevers, al of niet gemagtigd waren; waren ze daar toe niet gemagtigd, dan hadden ze het belang hunner Provincie verraaden: en bijaldien de Staaten zelve daar toe last hadden gegeeven, konde zulk eene bewilliging uit geen anderen gronden dan uit dien van slofheid, of van onkunde, of ook wel van bijzondere inzigten, haaren oorsprong genomen hebben."

Hunne Edele Groot Mogenden beslooten, "dat zij, in allen gevalle, niets hadden kunnen doen, waar door de hoogste magt der Provincien verkort wierdt." De Staaten van Holland vergenoegden zich niet met het aanvoeren van zulk eene manlijke taale tegen het Vertoog van hun Hoog Mogenden, maar vervoegden zich ook met hun verzoek bij den Stadhouder, op denzelven begeerende dat de Vice-Admiraal DE WITTE na Rotterdam gevoerd, en aldaar, voor zijnen bevoegden Regter, de Admiraliteit op de Maaze, zou worden te regt gesteld. Van tijd tot tijd verwijlde de Stadhouder het voldoen aan dit verzoek; 't welk ten gevolge hadt, dat de 's Lands Staaten onmiddelijk last gaven aan den Prokureur Generaal, om den gevangenen Vice-Admiraal van de Voorpoort af te haalen, en na zijnen gewoonen herberg in 's Graavenhage te geleiden. Doch de Stadhouder, hier van de lucht gekreegen hebbende, voorkwam de Staaten, door een tijdig bevel, om DE WITTE na zijnen intrek te doen overbrengen. Zedert benoemde men Regters, die zijne zaak zouden onderzoeken. Doch DE WITTE wierdt nimmer voor hun te regt gesteld. Men verschoof zulks van tijd tot tijd, tot dat het onverwagt overlijden van den Stadhouder de geheele regtspleeging deedt ter zijde stellen. De Vice-Admiraal wierdt, eerlang, op vrije voeten gesteld.

Ondanks deeze hoonende ontmoeting, deelde DE WITTE diep genoeg in het vertrouwen van ’s Lands Staaten, om eerlang wederom aan het hoofd eener aanzienlijke Vloot gesteld te worden. Geduurende den Zomer des Jaars 1652 hieldt hij zich onledig met het geleiden van Koopvaardijschepen na onderscheidene havens. Gaarne zoude hij eene Vloot van Engelsche Koolschepen onderschept en genomen hebben; doch hier toe wilde zich de gelegenheid niet aanbieden. In het begin der maand Oktober kruiste DE WITTE voor de Vlaamsche kusten. Hier vervoegde zich bij hem, met eenige schepen, MICHIEL DE RUITER, die nu nog slegts den rang van Kommandeur bekleedde. Op den achtsten der maand zag onze Vice-Admiraal de twee Engelsche Vlootvoogden BLAKE en ASKUB, met een voordenwind, op hem afkoomen.

Niet lang aarzelde DE WITTE, zo min als DE RUITER, wat in dit geval, te doen stondt. DE WITTE vogt met zijne gewoone kloekmoedigheid en onverzaagdheid; wordende trouwhartig bijgestaan van DE RUITER en van verscheiden Kapiteinen. Doch wel twintig anderen hadden zich buiten het gevegt gehouden, en waren met den nacht, die den strijd een einde deedt neemen, lafhartig en trouweloos afgedroopen. ’s Anderendaags wilde DE WITTE den strijd hervatten doch DE RUITER, voorzigtiger en bedaarder van geest dan onze Vice-Admiraal, raadde zulks ernstig af, voornaamlijk uit hoofde van de groote overmagt der vijandlijke Vloote. Hoewel raazende van spijt en woede, om de lafhartigheid der afgedeinsde Kapiteinen, moest, evenwel, DE WITTE voor de gegrondheid van DE RUITERS gevoelen zwigten, en beval daarop den steven te wenden na de Vaderlandsche kusten; op den tienden der maand liet hij voor Hellevoetsluis de ankers vallen. Reeds in de volgende maand, en niettegenstaande het onstuimige Herfstweder zich reeds deedt gevoelen, zonden ’s Lands Staatan, van nieuws, de Vloot in zee, over welke de Luitenant-Admiraal MARTEN HARPERTSZOON TROMP het bevel voerde. Aan DE WITTE wierdt het bevel over een smaldeel toevertrouwd. Ongesteldheid van lichaam verhinderde hem thans in het volvoeren van dien last, en vondt hij zich genoodzaakt, zich van het bijwoonen van dien togt te verontschuldigen.

Het volgende Jaar 1653, zo vrugtbaar in zeegevegten, vertoonde, bij herhaaling, blijken van DE WITTE’s kloekhartigheld. In den zeedag van drie dagen, tusschen den Engelschen Admiraal BLAKE en MARTEN TROMP, voor Portland voorgevallen, kweet hij zich zo dapper, dat hij, nevens andere Vlootvoogden, door ’s Lands Staaten, met eene vereering van vijftienhonderd guldens beschonken wierdt. In de maand Augustus des zelfden jaars, naa dat de wakkere TROMP den Engelschen MONK, voor Katwijk, moedig het hoofd hadt gebooden, vondt DE WITTE gelegenheid, van de plaatse, alwaar hij zich bevondt, zich in de Vloot te begeeven, en haar eene merkelijke versterking toe te brengen. Op den tienden Augustus raakten de Vlooten wederom aan elkander, voor de Maaze, op de hoogte van Ter Heide of Scheveningen, omtrent vijf mijlen in zee. TROMP sneuvelde in dit gevegt, en aanvaardde vervolgens DE WITTE het opperbevel. Tot viermaalen sloeg hij door de Engelsche Vloot, en zou, waarschijnlijk, den vijand nog zwaarder slagen hebben toegebragt, zo niet eenigen zijner Kapiteinen het gevegt ontweeken, en alle zeilen hadden bijgezet, om de Engelschen te ontloopen.

Ten twee uure naa den middag nam het gevegt een einde. DE WITTE bragt ’s Lands Vloot behouden inTexel binnen. Nog in dat zelfde jaar geleidde hij een aanzienlijk getal Koopvaardijschepen na onderscheidene Vaderlandsche havens.

Naar de meening van zommigen zou DE WITTE, naa het sneuvelen van TROMP, eenig regt van aanspraake op de waardigheid van Luitenant-Admiraal van Holland en Westfriesland gehad hebben. Doch ’t viel anders uit. De Heer JAKOB VAN WASSENAAR, Heer van Obdam, wierdt tot dien aanzienlijken post verheven. ’Er is ’er, die van oordeel zijn, dat eene der redenen, om welke men hem voorbijging, was, zijne strengheid in den dienst en ongemeene hardheid over het zeevolk; waarom hij bij hetzelve niet zeer gezien was, en men het ongeraaden vondt, het Opperbevel van ’s Lands Vloot in zijne handen te vertrouwen.

Hoe ’t zij, niet zo euvel nam DE WITTE de verheffing van den Heere VAN OBDAM, dat hij zou geweigerd hebben, onder hem te dienen. Dit bleek in den Jaare 1658. WASSENAAR hadt thans last ontvangen, om met ’s Lands Vloot door de Zond te stevenen, ter hulpe des Konings van Denemarken, welke thans met dien van Zweden in oorlog was. Op den achtsten November, onder begunstiging van een stijven Noorden wind, rigtte WASSENAAR zijnen koers na die zeeëngte, met last aan de zijnen, om, zo veel doenlijk, het midden van het vaarwater te houden, alzo de twee Kasteelen Kronenburg en Elsenburg, of Elseneur, ter wederzijden aan den oever gelegen, in Zweedsche handen waren. Onze Vice-Admiraal hadt het bevel over de voorhoede. Ondanks het geweldig schieten van de beide Sterkten, raakte de Vloot door, met weinige schade.

Spoedig ontmoette nu de onze de Zweedsche Zeemagt. DE WITTE bevondt zich in 't heetste van den strijd. Deerlijk wierdt zijn schip gehavend. Te midden van dit alles trof hem zelven een kogel, dat hij, kort daar op, aan zijne wonde overleedt. Dergelijk een lot trof den anderen Vice-Admiraal PIETER FLORISZOON. Het schip van DE WITTE in de handen der Zweeden; doch het ging eerlang ten gronde, naa dat men, alvoorens, het Lijk van de Vice-Admiraal daar van geborgen hadt.

De Koning van Zweeden, die, uit het Slot Kronenburg, het gevegt aanschouwd hadt, gaf een blijk van edelmoedigheid, in zijne behandeling van het Lijk van onzen gesneuvelden Vice-Admiraal. Het Lijk, in wit Satijn omwonden, en geleid in eene kist, met de Wapens van den overleedenen versierd, zondt hij aan den Heere VAN WASSENAAR, door middel van een Galjoot, geheel zwart geverfd, en met Rouw-wimpels behangen. De Luitenant Admiraal bragt de stoffelijke overblijfzels in het Vaderland, alwaar zij, te Rotterdam, op ’s Lands kosten, staatelijk ter aarde besteld wierden. In de Groote Kerk ziet men een Marmeren Gedenkteeken, met het volgende Grafschrift, ’s Mans daaden en lotgevallen kortelijk vermeldende. Het is van deezen inhoud:

Meritis et aeternitati WITTENII CORNELII DE WIT, qui magnitudinem suam eidem elemento debuit, cui praecipuam hactenus Hollandia debet: totum terrarum ambitum circumnavigavit. Utramque Indiam, Nauta, Miles, Praefectusque Nautarum ac Militum vidit; expugnato speculatorio navigio, cum viribus ipse multum inferior, animo major esset, argentiferae Classi Americanae capiundae viam patefecit.

Innumeras variarum gentium naves cepit, incendit, submersit. Per omnes gradus militiae navalis eluctatus Propraetor Patriae classes et expeditiones maritimas annis XX rexit. Decies quinque Classibus collatis cum hoste confixit. Raro aequata clade; plerumque Victor ac Triumphator praeliis rediit. Restabat magnus tot belli facinoribus inponendus dies VIII Nov.

A. MDCLVIII.

In recto Maris Baltici supremum Virtutis opus edidit: Ibi primum in paelium ruens, Praetoriam Suecorum invasit, afflixit. Dein propraetoriam ac praegrandes alias, eorundem aliquot, armis, viris, animis instructissimas, sola propraetoria sua, rejecit, afflixit, submersit; donec a sociis undique desertus, ab hostibus undique circumfusus, discerpto globis corpore, bellatricem animam coelo reddidit.

Corpus ipse rex hostis, generosa fortitudinis hostilis admiratione, splendide compositum in patriam remisit. Vixit LIX annos. Sic redeunt quos honor ac virtus remittunt.

Zie G. BRANDT, Leven van de Ruiter; Leven en daden der Zeehelden; AITZEMA, enz.

< >