weleer een zeer aanzienlijk en vermogend Dorp, op het Eiland Texel, ongeveer een kwartier uur gaans ten Noorden van het Dorp den Hoorn. Over deszelfs aloude grootte en bloei kan men, eenigermaate, oordeelen uit de puinhoopen der Kerke, en vooral uit den nog voorhanden zijnde Toren, een zwaar gebouw, ’t welk men, zints het verval des Dorps, alleen in weezen schijnt te hebben gelaten, om dat het den Zeelieden tot eeue Baak verstrekt. Op het Kerkhof, als zijnde de eenige gewijde plaats op het Eiland, begraaven de Roomschgezinden hunne doodcn.
Zo groot was, eertijds, het aanzien en vermogen van de Westen, dat het nabuurig Dorp de Hoorn onder hetzelve was gesteld, en de Ingezeetenen aldaar moesten te regt staan.