volgens zommigen de echte benaming van het thans meestal genoemde Wirum, of Wierum, is een Dorp in de Provincie Groningen, behoorende tot de dus genoemde Groninger Ommelanden, in het Kwartier van Twelingo, omtrent twee Duitsche Mijlen in ’t Noordoost van de Stad Groningen. In overoude tijden ontmoette men hier een Klooster en zeer rijke Abtdij, van de Orde der Premonstratenzers. Het gewijde Gestigt moet in den aanvang der Dertiende Eeuwe gebouwd ziijn.
Althans heeft zekere EMO, die de eerste Abt van dit Klooster was, daar van een Kronijk geschreeven, ’t welk met het Jaar 1203 zijnen aanvang neemt. Men vindt daar in verscheiden voorvallen, de Geschiedenissen van dien tijd, ook van de Provincie Friesland, betieffende. MENCO, de derde Abt van dit Klooster, heeft het Kronijk tot in den Jaare 1273 vervolgd, en de geleerde MATTHAEUS, in zijne Analecta, daar van eene uitgave bezorgd. Het Klooster was een dubbel Gestigt, door een hoogen muur van een gescheiden. Het eene gedeelte, Floridus Horius, of Bloemhof, genaamd, wierdt van Mannen bewoond, het andere van Vrouwen, naar wier witte Kappen, weike zij droegen, derzelver Kloosterwooning den raam van Witte-Werum voerde. Het gewijde Gestligt heeft stand gehouden tot in den aanvang der Nederlandsche beroerten, wanneer het, nevens veele andere, ginds en elders, verwoest is.Zie [i]Oudheden en Gestigten van Groningen.